Het is een belangrijk uitgangspunt dat je weet wat je gedachten, gevoelens en gedrag zijn als je gezond bent en als je ziek bent of een kwaal hebt. Als je deze patronen van jezelf beter kent, ga je kwalen ook meer zien als feedback van je lichaam op wat je denk, voelt en doet en ga meer de verbanden zien tussen jouw reacties op het leven en de staat van gezondheid van je lichaam.
Maagpijn in tijd van grote drukte op het werk, hoofdpijn na frustratie bij een familiebezoek, rugpijn als het wat teveel wordt, ontsteking in je schouder als je teveel ‘op je nek neemt’, dit zijn voorbeelden die wellicht herkenbaar zijn.
Het gaat er niet om dat je je schuldig gaat voelen (ik voel me niet goed en nou heb ik het ook nog zelf gedaan…), maar wel dat je liefdevol de verbanden gaat onderzoeken tussen gebeurtenissen, jouw reactie erop en de kwaal die toen optrad. Op deze manier neem je verantwoording voor je gezondheid.
Als je deze gedachtegang volgt, is het zinvol om te onderzoeken wat er speelde in de tijd voorafgaande aan de kwaal waarvoor je op dit moment genezing zoekt. Neem ca. 6 maanden voordat de eerste symptomen zich voordeden.
Neem de tijd, kijk in je agenda, ga in je herinnering terug en schrijf wat dingen op die jou in die periode stress, frustratie, boosheid, hopeloosheid, angst of zorgen bezorgde.
Wees niet kritisch, maar schrijf alles op wat bij je opkomt, ook als je denkt ‘dat heeft er vast niets mee te maken’.
Je eigen inventarisatie
Schrijf vervolgens van elke relevante gebeurtenis op tot welke fysieke gevoelens (hoofdpijn, spanning, pijn, warm koud e.d.) dit leidde. Welke emoties speelden er? Noteer ook welke gedachten je had. Werden er bepaalde waarden overtreden (bijv. ik werd respectloos behandeld, de ander was onbetrouwbaar). Wat heb je gedaan, of juist niet gedaan? Hoe voelde dit achteraf?
Neem een vel papier en schrijf drie gebeurtenissen op die speelden in de periode voorafgaand aan het optreden van je kwaal. Maak de gebeurtenissen concreet, wat gebeurde er precies, wie was er bij betrokken, wat werd gezegd, gedaan, of juist nagelaten? Beschrijf in detail de gebeurtenis.
Noteer vervolgens je gevoelens, wat voelde je bij welk aspect?
Wat waren je gedachten hierbij? Schrijf een aantal gedachteflarden op.
Wat waren je waarden die overschreden werden (denk aan dingen als betrouwbaarheid, respectvol, zorgzaamheid). Welke normen hanteer jij hierbij (dat doe je niet! dat hoort niet)? Welke patronen herken je die ook in je verleden speelden? Denk aan je gezin van herkomst, eerdere banen of relaties.
Als je deze inventarisatie leest, wat valt je dan op? Zijn er bepaalde patronen die je herkend? Het kan ook zijn dat je het verband met je kwaal niet ziet. In dat geval ga je samen met je coach bekijken welke aspecten relevant zijn.
Een voorbeeld:
Een vrouw heeft last van haar maag, brandend maagzuur, misschien een beginnende maagzweer. Zij inventariseert wat er gebeurde in de maanden voordat haar pijn begon. Het was druk op haar werk, haar leidinggevende vertelde dat zijn deur altijd openstond, maar toen ze ging melden dat het werk veel te veel was om de deadline te halen, had hij hiervoor geen oplossing. De deadline drukte zwaar op haar, ze werkt langer, nam af en toe wat werk mee naar huis. Daarnaast had ze een collega die zich niets aantrok van de werkdruk, gewoon 8 uur werkt, af en toe een praatje maakte en gewoon vrij nam toen haar dochtertje de griep had.
In dit voorbeeld is de stressfactor : werkdruk en een niet-sociale collega.Beide zijn feiten in de buitenwereld. Wat interessant is voor haarzelf is wat maakt het voor haar stressvol. Haar collega heeft van dezelfde werkdruk immers geen last.
De mevrouw uit het voorbeeld heeft dus moeten uitpluizen
- Wat voel ik, welke gevoelens heb ik rondom werkdruk en niet-sociale collega
wat zijn mijn gedachten hieromtrent. - Wat zijn mijn normen en waarden die overschreden worden
- Aan welke gebeurtenis in het verleden refereert dit, ofwel welke vergelijkbare patronen zie ik in mijn verleden?
Ze ontdekte het volgende:
Gevoelens van onmacht. Ze voelde zich niet opgewassen tegen haar leidinggevende. Haar collega was superassertief, en ook daar had zij geen antwoord op.
haar gedachten gingen als volgt: een leidinggevende hoort leiding te geven, waarom doet hij niets? hij ziet toch dat ik het te druk heb? hij zou oplossingen moeten verzinnen. Hij zou mij moeten beschermen tegen zoveel druk. M.b.t. de collega: dit kan ze niet maken! ze heeft dezelfde deadlines als ik, waarom doet zij zo luchtig? het werk moet toch af. Ze kan het niet maken om vrij te nemen, denkt ze dan helemaal aan mij? als zij vrij neemt moet ik nog harder werken.
M.b.t. tot waarden ontdekte deze mevrouw dat ze Plicht hoog in het vaandel heeft. Schouders eronder zetten als het zwaar wordt. Gewoon een tandje erbij en dan gaat het wel lukken. De deadline moet gehaald worden!
Haar normen waren dat collega’s samenwerken, dat je samen een klus klaart. Overlegt als je vrij wilt nemen. De houding van haar collega vond ze niet kunnen!
Toen ze terug ging kijken zag ze dat haar moeder vroeger een zelfde houding had als haar leidinggevende. Ook daar waren taken vaak meer dan ze aankon, en werd er niet geluisterd naar haar bezwaren.
Langzaamaan kwam deze mevrouw tot de ontdekking dat ze haar verantwoordelijkheid te zwaar nam. Ze was ingehuurd om 8 uur werk te doen. Als dit niet voldoende was om een deadline te halen (die een ander had gesteld), dan was dat niet haar probleem! Ze begreep dat niet haar leidinggevende en haar collega de oorzaak waren van haar probleem. Ze waren niet meer dan een aanleiding, een richtingaanwijzer die haar vertelde dat ze haar eigen houding diende aan te passen. Haar maag had haar verteld dat ze deze manier van doen van de buitenwereld niet kon ‘verteren’. Ze begreep dat ze de buitenwereld niet kon veranderen, haar ’taak’ was ervoor te zorgen dat ze een andere houding innam die maakte dat ze het wel kon verteren.
Naarmate ze meer een houding aannam dat ze alleen verantwoording nam voor haar 8 uur per dag, ging het beter met haar maag. Ze was zelfs een keer koffie gaan drinken met haar collega, die ineens aardiger tegen haar deed. Samen maakten ze een plan voor het werk, waarin ze opnamen wat volgens hen moest gebeuren: een collega erbij aannemen, een stuk werk laten liggen, of de deadline verschuiven. Ze maakten de leidinggevende duidelijk wat zij ervan vonden en legden de oplossing voor het probleem daar waar hij hoorde.