Het volgende verhaal, een Afrikaanse vertelling, is een mooi voorbeeld van authenticiteit en zelfverwerkelijking. Het verhaal is bewerkt door Leonardo Boff, en ik vond het in Innerlijk Leiderschap van Ietje Lindermann.
Er was eens een boer, die naar het bos ging om een vogel te vangen die hij vervolgens thuis in een kooi wilde zetten. Het lukt hem om een jonge arend uit een nest te halen en thuisgekomen zette hij de arend bij de kippen in het kippenhok. Al snel pikte de kleine arend maïs en at hij hetzelfde als de kippen. Vijf jaar later kreeg de boer bezoek van een natuurkenner en toen ze door de tuin wandelden riep de bezoeker uit: “Maar die vogel daar, dat is toch geen kip? Dat is een arend!” “Dat klopt,” zei de boer, “dat is een arend, maar ik heb hem grootgebracht als kip en daarom is hij allang geen arend meer. Hij is veranderd in een kip, ondanks de vleugels met een breedte van bijna drie meter.” “Nee,” wierp de natuurkenner tegen, “het is een arend, en dat zal hij ook altijd blijven. In zijn borst klopt het hart van een arend en dat hart zal hem er op een goede dag toe aanzetten om hoog in de hemel te vliegen.” “Helemaal niet,” hield de boer vol. “Hij is veranderd in een kip en zal nooit meer als een arend kunnen vliegen.
De vogelaar besloot een test te doen. Hij pakte de arend, hield hem hoog in de lucht en riep uitdagend: “Omdat je een arend bent en toebehoort aan de hemel en niet aan de aarde: open je vleugels en vlieg!” Maar de arend klemde zich vast aan de arm van de man, keek verward rond en toen zijn blik op de kippen beneden hem viel, sprong hij omlaag en voegde zich bij hen. “Zie je nou wel,” zei de boer, “het is een doodgewone kip.”
Maar de vogelaar wilde het niet geloven en wilde de tweede dag nog een poging wagen. Hij pakte de arend opnieuw, klom boven op het dak van het huis en zei tegen de arend: “Je weet toch dat je een arend bent, je hebt het hart van een arend. Open je vleugels en vlieg!” Maar toen de arend opnieuw de kippen beneden zich zag, pikkend in het zand, sprong hij omlaag naar zijn vertrouwde ren. De boer lachte hartelijk, maar de vogelaar gaf niet op. “Hij heeft het hart van een arend en morgen zal ik hem laten vliegen.” De volgende dag namen ze de arend mee de stad uit, de velden door en klommen met hem een berg op. De opkomende zon gaf de toppen van de bergen een gouden gloed. Aangekomen op het hoogste punt, tilde de vogelaar de arend hoog op en sprak op bevelende toon: “Arend, als je werkelijk een arend bent, als je werkelijk aan de hemel toebehoort en niet aan de aarde, open dan nu je vleugels en vlieg!” De arend keek om zich heen, beefde over zijn hele lijf alsof er nieuw leven in hem wachtte. Maar vliegen? Niets daarvan.
Toen pakte de man hem stevig vast en hield hem in de richting van de zon, zodat zijn ogen zich konden vullen met de helderheid van haar licht en de weidsheid van de horizon. En ja hoor, op dat moment opende hij zijn machtige vleugels, stootte het typische kau-kau geluid van de arend uit en verhief zich als het ware boven zichzelf. En toen, zie daar, begon hij te vliegen, de hoogte in, hoger, steeds hoger. Hij vloog en hij vloog, totdat hij uit het zicht verdwenen was en opging in het blauw van de hemel.
De arend werd arend en dat geef kippenvel! De natuurkenner bleef geloven in de essentie van de arend, gaf niet op, en de arend kwam in contact met wie hij werkelijk was.